ICT Geschiedenis
derde generatie computers

Home

ICT geschiedenis | Projecten | Nieuws | @ MAIL | Contact | Archief | Wat volgt


de eerste IC was gemaakt van een dun laagje germanium en een enkele bipolaire transistor

De eerste IC is gemaakt van een dun laagje germanium (de lichtblauwe rechthoek) en bevat één bipolar transistor (onder het aluminium het midden). met vier input/output terminals (de smalle vertikale aluminium stroken), een aarde (de breede strook aluminium rechts achterin), de bedrading is van goud. Het geheel wordt bij elkaar gehouden door was.

De derde generatie computers in de jaren 60 is een verder ontwikkeling die wordt gekenmerkt door het steeds kleiner worden van onderdelen. ook in de ontwikkeling van de opslagmedia komen er grootte en belangrijke veranderingen. Door het gebruik van magneetschijven in plaats van de voorheen toegepaste magneetbanden werd de opslagcapaciteit enorm vergroot. Ook de kwetsbaarheid van de data neemt hiermee af. De in de tweede generatie ontwikkelde transistoren worden ondergebracht in geïntegreerde circuits. Zo komen Jack St. Clair Kilby  van Texas Instruments als eerste met de eerste transistoren in een IC(Integrated Circuits).IC's worden ook wel chips genoemd. Robert Noyce (één van de oprichters van Intel) bracht twee jaar later met succes een elektronische schakeling met diverse transistoren op een klein plakje silicium aan. Hiermee zag de geïntegreerde schakeling, ofwel de 'chip', het levenslicht. Bovendien verbeterde hij het aanbrengen van de verbindingsdraadjes tussen componenten op het circuit. Vanaf dat moment raakten de ontwikkelingen in een stroomversnelling. Steeds meer transistors werden geïntegreerd op één chip. In 1963 waren het er twintig, in 1965 veertig, en zes jaar later liefst 2300 stuks, op de Intel 4004.


foto van IBM 360, U.S. Army photo, public domain (source:http://ftp.arl.army.mil/~mike/comphist/)

IBM was al de onbetwiste marktleider en bracht in 1964 de eerste commerciele derde generatie computers op de markt. Het eerste model de IBM 360 (alle graden op een kompas, overal inzetbaar), was een redelijk succes. De bedoeling van IBM was om tot een standaard te komen in computers, dit lukte aan het begin goed.
Echter hoe langer meer bedrijven kwamen in de markt met meer op bepaalde bedrijven of bedrijfstakgerichte computers. De IBM 360 kan beschouwd wordt als de het begin van het moderne systeem van gegevens verwerking.

In plaats van met ponskaarten en gedrukte tekst communiceerden gebruikers met deze derde generatie computers via toetsenbord en monitor en was de computer inmiddels voorzien van een besturingssysteem. Hierdoor konden meerdere verschillende applicaties tegelijk werken en werd het geheugengebruik centraal in de gaten gehouden.
Vandaar ook de naam mainframe.

Nu de computer steeds kleiner wordt veranderen ook de namen van een computersysteem.
De naam van 'mainframe' (een redelijk grote zaal met een groot aantal  systeemkasten, gevuld met transformatoren en electronen buizen) veranderd in 'mini computer'. Niet veel later kromp de computer tot een koffer , waarin een plaatje epoxy zat, waarop enkele tientallen chips waren gesoldeerd. De volgende ontwikkelingen, waaronder een dalende prijs, en het feit, dat je het computer nu overal onder je arm mee naar toe kon nemen, zouden tot de naam 'personal computer'  pc leiden.

De empirische wet van Herbert Grosch, die stelde dat de performantie van een computersysteem stijgt zoals het kwadraat van de prijs, was een voldoende motivatie voor het bouwen van steeds krachtigere computers en voor het centraliseren van alle informatieverwerking in een klein aantal gigantische "rekencentra".

Om voldoende werk in dergelijke centra te kunnen samenbrengen heeft men dan beroep gedaan op telecommunicatietechnieken en het time-sharing prinipe. Het time-sharing principe (tijdverdeling)werkt als volgt: Aan een grote computer worden een tiental in- en uitvoerstations op afstand aangesloten, en de computer verbind zich beurtelings, minstens één maal per seconde, met elk station. De totale verwerkingscapaciteit, en de kosten, kunnen dan verdeeld worden tussen de tien gebruikers. Deze kosten zijn ongeveer drie maal lager dan indien elke gebruiker zijn eigen computer zou hebben aangeschaft, op voorwaarde dat een vertienvoudiging van het vermogen de prijs maar ongeveer drie maal verhoogd.

De programmeertaal Logo, de eerste versie van dit "dialect van Lisp" werd in 1967 ontwikkeld op het MIT (Massachusetts Institute of Technology)Artificial Intelligence Laboratory ontworpen door Seymour Papert en zijn medewerkers.

Het bedrijf INTEL is in de lente van 1968 opgericht door Gordon Moore en  Robert Noyce. Moore wilde met Noyce een bedrijfje opzetten voor lsi-geheugenchips (large-scale integrated). Aanvankelijk heette het bedrijf simpelweg N-M Electronics, naar de achternamen van de twee oprichters. De rechten op de naam Intel zijn eind 1968 voor vijftienduizend dollar gekocht van een internationale hotelketen, Intelco.